TCRNo9: de wielen van de fiets gaan rond en rond

Het is een hoogdag voor geradicaliseerde fietsers. Op de derde zondag van juli verzamelen ze op de markt van Geraardsbergen. Ze dragen genummerde wielerpetjes en fluo hesjes. Hun racefietsen zijn bepakt en bezakt. Zodra de avond valt, deelt het stadsbestuur fakkels uit en baant het publiek zich een weg naar de Kapelmuur. De spanning stijgt. Om 22u klinkt het startschot en bestormen 341 deelnemers uit 47 landen de kasseien van de iconische Muur. Eenmaal boven stuift het peloton uit elkaar. Bestemming: Thessaloniki.

Meer dan 3.500 kilometer en 45.000 hoogtemeters dwars door Europa. Solo of als duo maar zonder hulp of ondersteuning. Deelnemers stippelen zelf een route uit tussen vier controlepunten. De negende editie van de Transcontinental Race telt controlepunten in de Italiaanse Alpen (Livigno), de Julische Alpen (Slovenië), Peshkopi (Albanië) en Meteora (Griekenland). Verplichte offroad stukken slopen fietsen, kraken deelnemers en ontlokken krachttermen.

Post-pandemisch lactaat

Weinig zaken zo ontspannend als de wereld verkennen op twee wielen. Koffie slurpen in bruine cafés, ontdek je plekje binnen en (ver) buiten de landsgrenzen en kleine gelukjes onderweg. Kortom, lustig leven in plaats van verwelken tijdens vergaderingen. In wedstrijdverband een continent doorkruisen? Tijdens de zomer? Nee, laat maar. Een pandemie later meld ik me aan bij lostdot.cc, doorloop de registratieprocedure (“Het is 23u op deze geografische coördinaten. Waar vind je binnen het halfuur eten?”) en krijg begin februari te horen dat ik mag starten. Let the games begin. Of beter: het gepuzzel.

Als bij toeval licht mijn telefoon op. Een bericht van rasatleet Bert Flier. In een vorig leven nam ik deel aan zijn triatlonstages in de Ardennen. Rustig meesterschap, academisch onderbouwd en eeuwig jong. Zijn website vermeldt lactaattesten en periodisering. En dus trek ik op een druilerige weekavond naar Utrecht voor een inspanningstest. Die verloopt goed: conditioneel is de basis voldoende breed. Gerichte trainingen gaan me helpen ‘om makkelijker over de bergen te komen’. Plots ben ik een trainingsschema, trainingszones, en een personal coach rijker. En nieuw jargon. Zeg niet zweten als een paard maar wel lactaatbalansintervaltraining.

Eind februari levert een schuiver op de stadsfiets een elleboogbreuk en een polsverstuiking op. Een medische ingreep is gelukkig niet nodig. Wel manuele therapie. Op de weg fietsen is te pijnlijk en dus maal ik voor het eerst virtuele kilometers op een indoortrainer (dankjewel Erwin) onder het goedkeurend oog van gerechtsdeurwaarder Blue.

Maanden ben ik zoet met routes ontwerpen, scenario’s bedenken, materiaal testen, race manuals bestuderen en rompstabiliteit trainen. Over de fietskeuze hoef ik niet te twijfelen: een OPEN U.P. gravelfiets met lekker brede wielen en bandjes. Comfortabel, snel en veelzijdig.

Terug naar Geraardsbergen. Na een vlotte bike check, een middagdutje in de auto met vrouwlief en uitgebreid tafelen met ouders, familie en vrienden, houdt het eindelijk op met regenen en vervoeg ik de andere deelnemers op het marktplein. Een peptalk van BRM voorzitter Frank & Babs en ik ben klaar om te vertrekken. Even snel de koplamp inschakelen. Er gebeurt niets. Ik probeer het nogmaals. Geen reactie. Gelukkig werkt de helmlamp wel. Frustratie wegslikken, inklikken en wegwezen. Ik nestel me in de buik van het peloton en voel de beslommeringen van me afglijden. Ik versnel een paar keer zodat ik rustig de Muur kan oprijden. Het publiek staat rijen dik. Net na de Cancellara bocht spot ik eerst dochterlief en vervolgens moederlief. Ik ervaar opwinding en geluk. Adrenaline en endorfine op de Kapelmuur. Geweldig. De start voelt bevrijdend. Weg van het alledaagse. Op avontuur in een bubbel van schermen, emoties en minimalisme. Bring it!

Photo credit: @lizseabrook for TCRNo9

Bibberen op de Gott-verdomme-hardpas

Tot net voorbij Zagreb ben ik op bekend terrein. Mijn route loopt via de Vogezen door Basel naar Bellinzona, waar het eerste parcours met de San Bernardinopas en de Splügenpas wacht. We zijn 90’ ver en ik sta geparkeerd. Een stuk glas heeft zich door mijn splinternieuwe achterband geboord. Ik pers twee plugs in het gat, breng rubberlijm aan en pomp wat lucht bij. Dat laatste herhaal ik een paar keer tot ik besef dat ik extra tubeless latex mee heb. De magie van Silca sealant werkt ook nu. Ik kan verder. Oef. De regenbuien verdring ik Freudiaans. De tijd vliegt en, kijk, dageraad. Komt goed. Het is maandag in Frankrijk. Het land lijkt in lockdown. Alleen supermarkten en apotheken zijn open. Met lokale tegenzin. Na 19u in het zadel vind ik een hotel in Ramouchamp, diep in de Vogezen. Ik krijg de familiekamer op de zolderverdieping. Het ritueel van mentale, fysieke en Li-Ion batterijen opladen ontvouwt zich.

De ochtend is nat en koud. In Basel valt mijn oog op Voyage Cycling, een fietsenwinkel opgetrokken uit Zwitserse orde en precisie. De mechanieker werpt een blik op mijn achterband en vraagt ‘zal ik ‘em voor je vervangen?’ Opgelucht wandel ik de winkel buiten met een vers gemonteerde Schwalbe Pro One achterband, wat sportvoeding en Fingers Crossed sokken. Met natte poten de bergen over is geen pretje.

In de omgeving van Seelisberg ontmoet ik James Vernon, een zachtaardige Brit. Het klikt ogenblikkelijk. We nemen samen de trappen naar het meer. Door de regenval liggen ze er spekglad bij. Scheldwoorden galmen door de vallei. Ik blijf recht maar de pezen in mijn linkerbeen protesteren. Ik pauzeer aan een bushalte, stretch, inhaleer de voeding die ik op zak heb en vervolg mijn route. Die volgt Eurovelo 5 via Andermatt naar Airolo. Er is geen ontkomen aan. De Gotthardpas: een Zwitserse Alpenklim met een top op 2108m. Het is een graad of 3, pikdonker, de wind huilt, en de regen valt met bakken uit de lucht. Elke meter is harken. Ik heb alle kledij aan die ik bij heb. Bibberend maak ik een praatje met een Canadese deelnemer. Hij is vastberaden om de nacht door te rijden. Ik knik respectvol en rij door.

In de Albergo San Gottardo brandt licht. Ik vuur een paar feestelijke salvo’s de lucht in, ontdooi aan de receptie en plof neer in een aftandse cafetaria.

Een stuk taart, een broodje met koffie en bier en oef. Slaaptijd na 761,47 kilometer en 7764 hoogtemeters in het zadel.

Eitjes en bergdraakjes

Dag 5. De zon schijnt in Bressano, de oudste stad van mijn zo geliefde Alto Adige. Het besef komt pas wanneer ik een tweede portie bestel: mijn soulfood bestaat uit eggs benedict. Fühlt sich richtig an bloklettert het restaurant. Zuurdesembrood, verse zalm en gepocheerde eitjes overgoten met Hollandaisesaus. Wijlen Antonio Carluccio knikt instemmend.

Dansend fiets ik Oostenrijk binnen op de zalvende tonen van de Monophonics

To whom it may concern

These are words from the past

Slow down, don't read too quick

Let that good feeling last

Monophonics feat. Kelly Flinnigan - Last One Standing (2020, Colemine Records)

Net voor de Sloveens/Italiaanse grens ontmoet ik twee verveelde militairen met nachtdienst. Ze drinken koffie op het terras van een benzinestation. We delen wat Haribo snoep. “Ja, veel transmigranten zien we hier eigenlijk niet.” zegt de zoon van een Kosovaarse immigrant. “En als ze papieren op zak hebben, moeten we ze laten gaan.” klinkt het teleurgesteld bij zijn collega. De uitbater brengt extra koffie en vervoegt ons. Een gesprek over meritocratie, Europees migratierecht en religieus fundamentalisme ontspint zich.

De conversatie blijft hangen tot ik in Tarvisio een andere wereld betreed. De keukenploeg van skihotel Edenhof verzamelt zich rond mijn fiets in de ontbijtzaal. “Er is regenweer op komst. Hier is een glas wijn. Hoe laat wil je morgenochtend ontbijten? We zullen zorgen dat deze koffiemachine aan staat.” Een paar uur later daal ik met kleine oogjes de traphal af. Mijn bidons zijn gereinigd en gevuld. Er is een tafel voor één persoon gedekt met fruit, brood, honing en melk. Feest. Gecharmeerd door zoveel gastvrijheid neem ik de Ciclovia Alpe Adria Radweg door de Julische Alpen. Zachte percentages, prachtig landschap.

Controlepunt 2 ligt op een oude handelsroute in het noorden van Slovenië. Ik rust er even uit, bewonder de tweede stempel in mijn controlekaart, check de berichten op mijn telefoon – mentale doping van de zuiverste soort - en bereid me voor op parcours 2. 45km kronkelen in de bergen, deels onverhard. Ik laat me navigeren door Komoot om zeker te zijn dat ik de verplichte route volg en  straftijd vermijd. De onverharde stukken liggen er droog en berijdbaar bij. Easy peasy.

Balkan rapsodie

Het is een klassieke grap. Niemand weet waar de Balkan begint of eindigt. Mijn startpunt ligt in Kostajnica, net voorbij de Kroatische grens met Bosnië-Herzegovina. Twee uit de kluiten gewassen motards uit Malmédy hadden me al voorbereid op een korzelig Bosnisch onthaal aan de douanepost. Dat was niet gelogen. Gek hoe de sfeer kan omslaan op slechts 100m. Op weg naar Prijedor maak ik kennis met Steve, een atletische huisarts uit Dour. Hij is niet in zijn nopjes. Hij heeft net de grond gekust tijdens een ongeplande afdaling in de modder. Aangekoekte Bosnische aarde verhult zijn velgremmen. We houden halt in een café en worden prompt getrakteerd door een tandeloze stamgast. Zijn tienerdochter vertaalt simultaan. Steve en ik bedanken vader en dochter en gaan opnieuw op pad. Onze wegen scheiden wanneer Steve een carwash ziet. 15km verder kruisen we elkaar opnieuw in een benzinestation. We zijn allebei inmiddels goed getraind in dit soort pit stops. Caffeïne, water, suiker en WiFi. Het TCR dieet. Calorieën en data. Gezond is het niet. Lekker evenmin. Wel snel en voorspelbaar.

In Banja Luka is het zaterdagavond. Drukte. Op geaccidenteerde asfaltbanen. De nachtreceptionist stelt voor om mijn fiets buiten te laten staan. Ik antwoord met een priemende blik. Dat volstaat om mijn fiets in de ontbijtzaal te parkeren. Op mijn hotelkamer neem ik een radicale beslissing: morgen ga ik op pad met verse kledij. Take that, Balkan drivers!

De route die ik had uitgetekend door Bosnië en Montenegro staat in het teken van efficiëntie. Dat wil zeggen rechte lijnen en zo weinig mogelijk hoogtemeters. Onvermijdelijk betekent dat ook verkeersdrukte. Het hoort bij TCR zoals kettingrokende benzinepomphouders.

175km later. De avond valt. Ik scheur van de honger, ben de drukkende hitte maar vooral het Bosnische autoverkeer spuugzat en open mijn telefoon. “Motel Sretno Good Luck ligt in een rustige omgeving op 27 km van het centrum van Sarajevo en biedt een restaurant met lokale en internationale gerechten.” Ik laat Liam, een Londense kinderarts, weten waar ik die avond mijn geluk beproef. Hij heeft mechanische pech en is op weg naar een fietsenmaker in Sarajevo. Het Sretno Motel ademt belegen Sovjet-sfeer en betonnen ongezelligheid. Uitbater Bojan rookt als een schoorsteen. Zijn moeder lijkt 145 jaar jong. De hond ook. Maar er is WiFi op het terras, koud bier en warm eten. En in de badkamer warm water. Zeker 10 seconden lang. Iets voor middernacht komt Liam aan. We lachen hartelijk om de Oostblokvibes.

‘s Ochtends laat Liam weten dat hij een artikel had gelezen over ondervoeding bij kinderen in de Balkan. De problematiek verbaast niet en we fietsen in stilte door de mist. In Montenegro kost het weinig moeite om de Bosnische kansarmoede te vergeten. De Piva vallei is adembenemend mooi. Diepe kloven, rotsformaties, tunnels, meanderende wegen, licht- en wolkenspel. Machtig. En nog een kilometer.

Ik rij in een stuk door tot Shkodër, Albanië. Zoonlief Nicolas bevindt zich 200km verderop in Tirana. Die afstand is onhaalbaar en dus wens ik hem een veilige terugreis en las een culinair intermezzo in. De staf van Marina Seafood spreekt een comfortabel Engels en serveert een verfijnde wereldkeuken. Op de wijnkaart staat een van mijn favoriete flessen uit Lombardije. Ik kan niet weerstaan aan de vineuze verleiding, schermbel met het thuisfront en deel de fles met de keukenstaf. Collega bikepacker Hanne meldt dat een zekere Liam een paar tafels verder zit. Als bij toeval zie ik hem in het hotel. We praten even bij en blazen fictieve Bosnische sigarettenrook als aandenken aan het Sretno motel.

Een welgemeende ochtendrit

De tiende wedstrijddag staat in mijn geheugen gegrift. Mijn benen voelen alsof ik sinds de val van Antwerpen (1585) aan het fietsen ben. De Albanese zon brandt genadeloos. Het wegdek lijkt ook in brand te staan. Ik kom samen met meertalige spraakwaterval en TCR veteraan Erik aan in het derde controlepunt in Burrel.

Ik eet er drie hoofdgerechten: maaltijdsoep, ovenverse macaroni en lamsvlees met rijst. Ik blijf wakker en beleefd, ook al praat een jonge Britse vrijwilliger me de oren van het lijf.

Het is bloedheet. Mijn route draait plots rechtsaf en steil omhoog. Een onverharde, stoffige weg. Stante pede hike-a-bike. Ik kijk de route na en zie dat Komoot een shortcut heeft gesmurfd. Die is loodzwaar. Na 60’ terten blokkeert een graafmachine de weg. De arbeiders hebben geen oren naar een ruitentikker in lycra. Aandringen wordt op lokale onverschilligheid onthaald. Ik druip af. Bergaf glijdt mijn voorwiel weg in een greppel. Knullig maar onvermijdelijk ga ik stapvoets overkop. De shifter op mijn tijdritstuur breekt. Ik raap mijn ego bijeen en daal wandelend de berg af. Ik vul mijn bidons bij, lijm de shifter vast en pas mijn route aan.

Mistakes were made

Twee uur later is er van asfalt geen spoor meer te bespeuren. Parcours 3 is slechts 45km lang maar kost me 5u30. De weg is spectaculair maar technisch en pittig. Onderweg zie ik schildpadden, schapenherders op ezels, en uitgeputte deelnemers met gebroken wielen en fietskaders. Ik besef na 10km bergaf dat ik het niet haal voor de zon ondergaat. Versnellen heeft weinig zin. In de vallei weergalmt gevloek. Marcos,  een kleurrijke Braziliaan die carrière maakt in Finland, is aangevallen door wespen en weet niet meer van welk hout pijlen maken. Ik blijf even bij hem tot hij is uitgeraasd. In de verte zie ik een ander fietslicht. Tony, een minzame deelnemer uit Briançon, is ook klaar met de onzin van parcours 3. “Als het zo zit, fiets ik zelf wel naar Thessaloniki. Dit is hopeloos.” Ik kan niet anders dan hem gelijk geven. Nog 4km te gaan. Ik ben zelf ook de desintegratie nabij en neem de laatste hoogtemeters met wraakneigingen. De organisatoren, twee Britse kostschooltypes die ik tijdens eerdere wedstrijden heb leren kennen, verwens ik. Underbiking is plezant, maar niet op Albanese geitenpaden. De constante stroom van berichten kan me voor een keer niet opbeuren. De vermoeidheid en het gebrek aan progressie eisen hun tol.

Photo credit: @lizseabrook for TCRNo9

Ik neem al wandelend (!) een houten brug met dwarsbalken aan het eind van het parcours. In mijn ooghoek zie ik een groot maar leeg terras. Dit lijkt op een locatie voor een bruiloft. Alle deuren zijn open maar het gebouw maakt een verlaten indruk. Uit een achterkamer verschijnt een werkman. Hij vertelt dat een overnachting 50 euro kost. Cash. Ik begin mezelf te fouilleren maar helaas. Ik heb nog 20 euro op zak. Betalen met kaart blijkt niet mogelijk. Marcos enters the chat. We dringen beleefd maar kordaat aan. “Wait, I give you boss”. De baas hoort ons verhaal aan. We mogen gratis overnachten. “Kies maar een kamer uit”. Kunnen we hier ook eten? “Ja, het restaurant is beneden.” Marcos en ik nemen plaats op het terras. Er is niemand. We wisselen een blik en duiken de keuken in. Het vuur in de pizza oven smeult nog na. Let’s get cooking. We snijden groentjes, koken pasta en drinken tapbier. Andrea, een ervaren randonneur uit Venetië, schuift mee aan tafel en stelt de intussen aangekomen en opgewonden chef gerust in het Italiaans. Man bijt hond. In een Albanees maffia hotel. Funsies.

De volgende ochtend trekt de TCR karavaan zuidwaarts via Noord-Macedonië en opnieuw Albanië naar Griekenland. Ik heb betere benen dan gisteren maar het is opnieuw moeizaam meters maken. Elke klim is werken en elke afdaling opletten. Putten in de weg, wegverzakkingen, wegenwerken en dus opnieuw brutale grindwegen. Andrea en ik spelen haasje over.

De nacht valt en we dineren in een stijlvolle brouwerij in Leskovik, op een boogscheut van de Griekse grens.

Griekse hartelijkheid, straathonden en een nachtelijke anticlimax

Uit recent sportpsychologisch onderzoek weten we dat ultrafietsen populair is bij zelfbewuste avonturiers met een aanleg voor goedaardig masochisme. En inderdaad: de romantiek van fietsen op de heide is ver zoek als je in een opgedroogde Albanese beek een luchtledige croissant met chocopasta doorspoelt met nog een blikje Fanta. De laatste horde bestaat uit een driedelig parcours met een Gordiaanse knoop aan routekeuzes. En keuzestress. Parcours 4a leidt naar een wondermooi berglandschap met frivole haarspeldbochten en eindeloze panorama's. In Melissourgi werp ik een blik op het gravel short cut naar parcours 4b en beslis om de geasfalteerde omweg te nemen. 80km en 2000hm om. Een eitje. Net voor valavond kom ik in Vourgareli, een slaperig bergdorp met een levendig centrum. Aan de uitbaters van een antiekwinkel vraag ik of er in het dorp een hotel is. “Als je hier om de hoek de trap afdaalt, vind je een hotel.” De eigenaar is een 80-jarige heer met een kamerbrede glimlach en een tiental katten. Ik eet belegde pannenkoeken en val als een blok in slaap.

Dag 12 start om 4u15 met een platte AXS batterij aan de voet van een lange klim. Ik open de borstzak van mijn drinkrugzak en vervang de batterij. De voorderailleur werkt weer. Let’s go. Een paar honderd meter verder merk ik dat de borstzak nog open staat. En dus keer ik op mijn passen terug om mijn krediet- en identiteitskaart te zoeken. Ik vind ze gelukkig allebei. Het is nog donker wanneer ik aan het begin van parcours 4b Sarah spot in Theodoriana. Ze stapt met een polsblessure uit de wedstrijd. De rest van de ochtend is een tijdrit in lijn naar Kalambaka. Controlepunt 4 sluit om 13:00 lokale tijd. Do or die. Ik kom om 10u47 aan en val net niet in de armen van een wielerkoppel uit Turnhout. Zij bemannen de controlepost in Pub 38. Het voelt als thuiskomen.

Parcours 4C is een TCR hotspot. De zwevende kloosters van Meteora. Een Noord-Griekse attractie op zandstenen rotsformaties. Met recht en rede pronken de bouwwerken op de Unesco Werelderfgoedlijst. De middagzon is genadeloos maar er is veel te zien en dus passeert de klim snel. Ik lunch een tweede keer in een panoramische taverna en rij noordwaarts. Geen verkeer meer te bespeuren. Glooiende wegen, prima asfalt, dreigende wolken in de verte. Ik luister naar de wind maar hoor trompetgeschal.

Birds flying high you know how I feel

Sun in the sky you know how I feel

Breeze drifting on by you know how I feel

Nina Simone - Feeling good (Philips Records, 1965)

Nog 340km en dik 4200hm tot de finish zegt mijn fietscomputer. Dat is speelbaar. Ik sluip door de gangen van het guesthouse voor het krieken van de dag. De eigenares komt me tegemoet, wenst me een behouden reis en begeleidt me naar buiten. Een wegversperring aan een waterkrachtcentrale verplicht me om te klauteren. Ik hijs me een weg naar boven en verdring de episode meteen. Er zit poeder in de benen en de kilometers vlotten. Eindelijk. In Kilkis pauzeer ik op een terras met Kim, een Finse architect. We hebben al een paar betekenisvolle stiltes met elkaar gedeeld in de bergen en het doet deugd om hem terug te zien. De club sandwich smaakt. Kim heeft net een ziekenhuisbezoek achter de rug. Een gezwollen kuit baarde hem zorgen.

Het finishparcours telt 147km en 3580hm. De gravelstrook bergop is gelukkig zanderig en minder zwaar dan verwacht. In de afdaling rij ik lek. Het euvel is snel verholpen. Op een terras aan het Kerkinimeer tank ik een laatste keer bij. Joep uit Eindhoven, Byron uit Darby en Kishan uit Mumbai schuiven mee aan. Een Genkse vakantieganger vertelt honderduit over de streek. Zijn suggestie voor de boerensalade sla ik af. Een vlakke strook van 60km in combinatie met Motown geven me vleugels. De laatste 100km vallen zwaar tegen. Lange beklimmingen, overbodige gravelstroken met agressieve honden roedels, en fantasietjes op weg naar en in het stadscentrum van Thessaloniki. Ik rol mijn veiligheidsvest op om de straathonden af te houden. Dit kan snel slecht aflopen. Het is genoeg geweest.

Om 4u15 lokale tijd bereik ik de finish. Een anticlimax. Ik geef mijn tracker aan de vrijwilligers, laat mijn brevetkaart afstempelen en drink een biertje met Marcos en zijn vriendin. We zijn het erover eens dat het finishparcours een overbodige marteling was. Ik dut even in op een bank aan de zee en ontwaak, iets beter gezind, net voor het ochtendgloren.

Het is gelukt. Binnen. Na 3.558 km en 45.200 hm.

Competitief ultrafietsen is een relatief jonge sport die net als ultrarunning aan populariteit wint. We moeten er niet flauw over doen: de opstart-, reis- en onderhoudskosten zijn niet mals. Dopingcontroles zijn nog niet gestandardiseerd en een officieel wereldkampioenschap bestaat ook nog niet. Andere dimensies van professionalisering zijn wel al zichtbaar. Professionele ultrafietsers als Sofiane Sehili en Lael Wilcox vallen op door hun bovenmenselijke prestaties, bescheidenheid en persoonlijkheid. Ultracycling coaches organiseren trainingsstages en -begeleiding. Met de hulp van influencers brengen sportmerken steeds meer en beter materiaal onder de aandacht. De wedstrijdkalender wordt elk jaar drukker en diverser. Dat verklaart deels het opbod aan wedstrijdlocaties en -formats. De laatste nieuwe trends staan in het teken van duurzaamheid: hashtags als #plasticfreeultra en #lowcarbontravel zijn pogingen om de sport en haar deelnemers afval- en milieubewuster te maken. Ik kan me niet voorstellen hoe ik de Balkan plastiekvrij was doorgekomen maar ga het principe omarmen tijdens mijn woon-werkritten. De keuze om verplichte rustpauzes in te lassen, zoals bv. The Transatlantic Way, verdient navolging in mijn optiek. 

Tot slot, eigen aan competitief ultrafietsen is de paradoxale digitale ervaring. De paradox zit in het onvermijdelijke spanningsveld tussen ontkoppeling en verbinding. Burgerlijke beslommeringen ruimen baan voor een routine van eenvoud (eat-bike-sleep-repeat), gevoed door een constante interne monoloog, indrukken en gedeelde momenten met andere deelnemers (ook een vorm van verbinding). Daar staat tegenover het data- en schermafhankelijke karakter van ultrafietsen. Fietscomputers, telefoons en trackers genereren data in de vorm van cijfers, grafieken, heatmaps, Instagram posts en WhatsApp berichten. Het verbaast me elke keer weer hoeveel mentale energie een grap, like, of andere vorm van aanmoediging oplevert, soms zelfs van mensen die langs de weg je naam roepen. Hartelijk dank voor zoveel steun, liefde en vriendschap. Hartverwarmend. Dat brengt me naadloos bij de goedaardige vorm van constante toezicht (surveillance - watching from above) dat dotwatching heet. Elke deelnemer heeft een gps tracker op zak. Dat toestel zendt een signaal uit waarmee je de voortgang van de deelnemers kunt volgen op je scherm. Een verbindende en lichtjes verslavende praktijk.

Analoog ultrafietsen wordt vast ‘ns een retrotrend, maar dat zien we dan wel weer. Het was een voorrecht om deel te nemen aan TCRNo9. Veel gezien, beleefd en geleerd. Op en naast de fiets.

Cap 268

Photo credit: @saskiacmartin for TCRNo9

Geschreven/gereden door & met dank aan Tom Van Hout